Hoornvliestransplantatie in het oog
Tijdens een hoornvliestransplantatie of keratoplastiek verwijdert een oogchirurg een gedeelte van het hoornvlies en vervangt hij dit door een nieuw hoornvlies van een donor. Een hoornvliestransplantatie is vereist als het hoornvlies geen licht meer goed doorlaat naar de ogen vanwege littekens, een ziekte of vroegtijdige slijtage. De patiënt moet na de operatie gedurende lange tijd oogdruppels nemen om o.a. afstotingsverschijnselen te voorkomen.
Gezond hoornvlies in het oog
Het heldere, doorzichtige hoornvliesweefsel bedekt de voorzijde van elke oog. Het licht gaat eerst door het hoornvlies (cornea), dan door de pupil (de donkere vlek in het midden van de gekleurde iris), en tot slot de lens. Het hoornvlies moet helder blijven om goed te zien. Beschadiging, vervorming of een oogziekte leiden tot een troebel hoornvlies. Door onder andere hoornvlieslittekens van een infectie, een
allergische reactie of een
oogtrauma zoals onder andere vuurwerk, een scherp mes of een bijtende stof treedt schade op aan het hoornvlies waardoor een patiënt niet meer goed ziet. Het hoornvlies is eveneens bij de degeneratieve aandoening
keratoconus dun en misvormd. Zelfs het dragen van een contactlens (foute
contactlenshygiëne) beschadigt mogelijk het hoornvlies. Tot slot spelen erfelijke
hoornvliesdystrofieën mee zoals
Fuchs' hoornvliesdystrofie, Lattice dystrofie en anderen. Een hoornvliestransplantatie is soms vereist bij
corneadystrofie, een andere
hoornvliesaandoening.
Soorten hoornvliestransplantaties
Het hoornvlies bevat vijf lagen. Een hoornvliestransplantaten omvat niet altijd alle lagen. Via een penetrerende (volledige dikte) (of perforerende) hoornvliestransplantatie transplanteert de oogchirurg alle lagen van het hoornvlies van de donor. Hiervoor zijn drie verschillende technieken bekend, afhankelijk van de aandoening waaraan de patiënt lijdt. Bij een lamellaire hoornvliestransplantatie vervangt de chirurg slechts een bepaald deel van de lagen van het hoornvlies met het transplant. Dit bestaat mogelijk uit de diepste endotheellaag (posterior lamellaire hoornvliestransplantatie), of het betreft lagen die dichter bij het oppervlak zijn (anterior lamellaire hoornvliestransplantatie). De chirurg prefereert een lamellaire transplantatie als de oogaandoening beperkt is tot slechts een gedeelte van het hoornvlies.
Voor de keratoplastiek
De operatie gebeurt ofwel onder
plaatselijke verdoving of onder narcose. De patiënt krijgt bij een plaatselijke verdoving
verdovende oogdruppels en oogbewegingsremmende druppels toegediend. De patiënt blijft wakker maar de ogen zijn verdoofd tijdens de operatie. Bij een volledige narcose slaapt de patiënt tijdens de ingreep.
Tijdens de operatie
De chirurg maakt gebruik van een speciaal hoornvliesmes (trephine) dat werkt als een koekjessnijder. Dit instrument verwijdert een rond deel van beschadigd hoornvlies van de voorkant van het oog. Dit gebruikt de chirurg eveneens om een vergelijkbare grootte cirkel van het hoornvlies van de donor te verwijderen. De chirurg plaatst vervolgens het nieuwe gedeelte van het hoornvlies op het oog. Daarna hecht hij deze vast met ultradunne steken met behulp van een microscoop. De operatie zelf kent een tijdsduur van ongeveer twee uur.
Na de operatie
Het hoornvlies herstelt slechts langzaam waardoor het gezichtsvermogen slechts geleidelijk aan verbetert. De patiënt draagt na de operatie een beschermkapje. Zware activiteiten en tillen mag de patiënt pas twee maanden na de operatieweer uitvoeren. De patiënt overlegt verder met de oogarts wanneer
zwemmen en autorijden weer is toegestaan. De andere activiteiten kan hij meestal vrij snel na de operatie weer uitvoeren zoals televisie kijken, koken, met de computer werken enzovoort. Hij gebruikt verder nog lange tijd verschillende
oogdruppels via
correcte oogdruppelrichtlijnen waarvan hij er enkele stilaan mag afbouwen. De hechtingen blijven maanden of jaren in de ogen aanwezig. De oogarts verwijdert deze hechtingen tijdens een controlebezoek. De patiënt moet nog voorzichtig zijn met sporten om trauma aan het oog te voorkomen. Na ongeveer een half jaar na de operatie schrijft de oogarts een nieuwe bril of
contactlenzen voor.
Complicaties
Afstoting
Steroïde oogdruppels zijn nodig om een mogelijke afstoting te voorkomen. Het is wel belangrijk dat de patiënt het voorschrift van de oogdruppels goed opvolgt. Het afstotingsrisico is afhankelijk van het aantal lagen van het getransplanteerde hoornvlies. Het lichaam stoot minder snel donorhoornvlies af indien alleen de buitenste lagen getransplanteerd zijn. Uiteindelijk blijkt dat slechts bij 20% van alle donortransplanten afstoting optreedt. Als de patiënt irritatie aan het oog heeft,
pijn heeft, wazig ziet (
wazig gezichtsvermogen) of een daling van het gezichtsvermogen merkt die langer dan zes uur duurt, moet hij onmiddellijk met de hoornvlieschirurg contact opnemen. Dit duidt namelijk mogelijk op een afstoting van het donorhoornvlies. De meeste transplantatie-afstotingen zijn volledig omkeerbaar met steroïde oogdruppels als de oogarts deze tijdig ontdekt. Afstotingsverschijnselen treden zelfs mogelijk nog jaren na de operatie op. De oogchirurg plant dan mogelijk een nieuwe hoornvliestransplantatie.
Andere problemen
Daarnaast zijn andere problemen mogelijk. Bloedingen in het oog (zeldzaam), een
infectie (zeldzaam), cataract,
netvliesloslating, schade aan andere delen van het oog, lekkage van vloeistof uit de transplantincisie, littekens en visusproblemen treden mogelijk op. Bij een penetrerende transplantatie krijgt een patiënt tijdens de genezing vaak te maken met ernstige
astigmatisme (sterke vervormingen),
bijziendheid en
verziendheid waardoor hij contactlenzen of een bril moet dragen. Sommige oogafwijkingen beschadigen ook het nieuwe hoornvlies; dit is met name het geval bij een herhaling van
herpes simplex-infecties die optreden in het transplantaat. Tot slot treedt
corneaoedeem (de
medische term voor "hoornvlieszwelling) mogelijk op.
Resultaten operatie
Het slagingspercentage hangt af van het soort oogprobleem dat de chirurg heeft verholpen met de transplantatie. Donorhoornvlies blijft minstens tien jaar goed bij een groot deel van de patiënten met keratoconus en Fuchs' hoornvliesdystrofie, terwijl dat deze maar bij de helft of minder dan de helft goed blijven bij patiënten met bulleuze keratopathie (troebel hoornvlies na staaroperaties) of bij hertransplantaten. Wanneer het geopereerde oog na één jaar nog steeds astigmatisme vertoont, krijgt de patiënt mogelijk een laserbehandeling waardoor het gezichtsvermogen van dat oog aanzienlijk verbetert.
Lees verder