Graft-versus-host ziekte: Complicatie na transplantatie
De graft-versus-host ziekte is een complicatie die mogelijk optreedt na een stamcel- of beenmergtransplantatie. Het lichaam reageert hierbij op het weefsel of cellen van de ontvanger en valt deze donorcellen aan omdat ze deze als lichaamsvreemd aanziet. De kans op deze aandoening valt voor de transplantatie al in te schatten. Na de transplantatie krijgt de patiënt medicijnen om de symptomen van de acute of chronische vorm van ziekte te voorkomen of bestrijden. Enkele veel voorkomende symptomen zijn geelzucht, buikpijn, een huiduitslag, gewichtsverlies, vermoeidheid, droge ogen of een droge mond. De vooruitzichten zijn tot slot erg variabel en ook afkomstig van de ernst en uitgebreidheid van de symptomen. Veelal is de prognose gunstig wanneer het donorweefsel verwant is aan het oorspronkelijke lichaamsweefsel.
Oorzaken
Cellen van andere donor
De graft-versus-host ziekte treedt op na een allogene beenmergtransplantatie of
stamceltransplantatie. Dit houdt in dat een patiënt bij een transplantatie beenmergweefsel of andere cellen van een donor ontvangt. De nieuwe, getransplanteerde cellen beschouwen het lichaam van de ontvanger als een indringer. Wanneer dit gebeurt vallen de cellen van het lichaam de cellen van de ontvanger aan. De graft-versus-host ziekte komt niet tot stand bij patiënten die hun eigen lichaamscellen krijgen. Dit soort transplantatie is gekend als 'autologe transplantatie'.
Risico van ziekte inschatten
Voordat een transplantatie plaatsvindt, controleert de arts de weefsels en cellen van mogelijke donoren. Dit is nodig om te kijken hoeveel ze overeenkomen met de ontvanger. De graft-versus-host ziekte komt minder snel voor of is aanwezig met milde symptomen wanneer de wanneer de cellen en weefsels sterk overeenkomen. De kans op graft-versus-host ziekte is:
- ongeveer 30% tot 40% wanneer de donor en ontvanger verwant zijn met elkaar
- ongeveer 60% tot 80% wanneer de donor en ontvanger niet verwant zijn met elkaar
Risicofactoren aandoening
Naast de verwantschap van de donor en ontvanger spelen zijn ook andere risicofactoren bekend voor de totstandkoming van de acute vorm van de ziekte.
- een vrouwelijke donor die al zwanger was in het verleden
- de gevorderde leeftijd van ofwel de donor of de ontvanger
Symptomen acute en chronische graft-versus-host ziekte
Zowel een acute als chronische vorm van de graft-versus-host ziekte zijn mogelijk, waarbij de symptomen bij elke vorm variëren van mild tot ernstig.
Acute vorm
Acute graft-versus-host ziekte vindt meestal plaats binnen de eerste zes maanden na een transplantatie. Gebruikelijke acute symptomen zijn onder meer:
Chronische vorm
De symptomen van chronische graft-versus-host ziekte presenteren zich meestal meer dan drie maanden na een transplantatie en zijn vaak chronisch. Chronische klachten zijn te vinden in volgende weefsels en organen:
- gewrichten: gewrichtspijn of gewrichtsstijfheid
- huid: een huiduitslag met verhoogde, verkleurde gebieden (hyperpigmentatie), evenals huidverstrakking of huidverdikking
- longen: kortademigheid als gevolg van longschade, een piepende ademhaling (stridor), een chronische hoest die meestal niet reageert op bronchodilatoren (luchtwegverwijders)
- mond: droge mond (xerostomie), witte vlekken in de mond, gevoeligheid voor zuur of kruidig voedsel, slikproblemen, odynofagie (pijnlijk gevoel bij het eten) en verraderlijk gewichtsverlies
- neuromusculair: spierzwakte, spierkrampen, zenuwpijn, vermoeidheid
- ogen: brandende ogen, geïrriteerde ogen, fotofobie (lichtschuwheid), oogpijn door een gebrek aan traanafscheiding, droge ogen of veranderingen in het gezichtsvermogen
- vagina: vaginale droogheid
Diagnose en onderzoeken
Diagnostisch onderzoek
Laboratoriumonderzoeken en beeldvormende onderzoeken identificeren de aanwezigheid van de ziekte en zijn ook nodig om de aandoening op te volgen. Een huidbiopsie en
biopsie van de slijmvliezen in de mond of andere lichaamsdelen bevestigen eveneens de diagnose.
Differentiële diagnose
De graft-versus-host ziekte lijkt qua klinisch beeld op volgende aandoeningen:
Behandeling: Geneesmiddelen die het immuunsysteem onderdrukken
Na een transplantatie krijgt de ontvanger meestal geneesmiddelen die het immuunsysteem onderdrukken (
immunosuppressiva). Deze medicatie vermindert de kans op het ontwikkelen van de graft-versus-host ziekte of minimaliseert de symptomen van deze aandoening. De patiënt neemt de medicijnen in totdat de arts denkt dat de kans op het ontwikkelen van de graft-versus-host ziekte laag is. Veel van deze geneesmiddelen hebben bijwerkingen, waaronder nier- en leverschade. Daarom zijn regelmatige opvolgbezoeken bij de arts nodig om problemen als gevolg van medicatiegebruik tijdig op te sporen en indien nodig te behandelen. De behandeling van chronische graft-versus-host ziekte gebeurt met behulp van prednison, een
corticosteroïd medicijn, al zijn ook andere geneesmiddelen beschikbaar die het immuunsysteem onderdrukken.
Prognose van complicatie na transplantatie
De vooruitzichten zijn afhankelijk van de ernst van de graft-versus-host ziekte. Patiënten die nauw et elkaar verwant zijn, krijgen meestal geen of slechts milde symptomen. Soms tast de graft-versus-host ziekte de lever, de longen, het maag-darmkanaal of andere lichaamsorganen en richt deze daar milde tot ernstige schade aan. Ook heeft de patiënt een verhoogd risico op het ontwikkelen van infecties. Veel gevallen van acute of chronische graft-versus-host ziekte zijn succesvol te behandelen. Dit betekent echter niet dat een transplantatie de onderliggende ziekte succesvol behandelt.
Lees verder