Woordvolgorde in het Nederlands: inversie

De woordvolgorde in het Nederlands is één van de moeilijkste dingen om te leren voor mensen die Nederlands als tweede taal leren. Vooral ‘inversie’, het verwisselen van plaats van het onderwerp en gezegde, is erg lastig. Inversie kost mensen met een andere moedertaal dan Nederlands vaak veel moeite om onder de knie te krijgen. In dit artikel wordt met voorbeelden stap voor stap uitgelegd wanneer inversie optreedt in het Nederlands.
Inversie = het verwisselen van plaats in een zin van de persoonsvorm en het onderwerp
Persoonsvorm: Het werkwoord dat vervoegd wordt. De persoonsvorm verandert als het onderwerp verandert.
Onderwerp (subject): Het onderwerp vind je door te vragen: wie of wat + persoonsvorm?
Bijvoorbeeld:
  • Hij gaat morgen op vakantie.
  • gaat = persoonsvorm (‘gaat’ is vervoegd: ik ga, hij gaat, wij gaan…)
  • Hij = onderwerp (Wie of wat gaat? Hij gaat)

In een bevestigende zin staat het onderwerp vóór de persoonsvorm
Voorbeelden van bevestigende zinnen:
  • Ik woon in Nederland. (onderwerp = ik, persoonsvorm = woon)
  • Jullie zijn weer te laat. (onderwerp = jullie, persoonsvorm = zijn)
  • Wij beginnen over twee weken met een cursus (onderwerp = wij, persoonsvorm = beginnen)

In bepaalde gevallen verandert deze volgorde. Dan staat de persoonsvorm vóór het onderwerp. Dit heet inversie
Voorbeelden:
  • Over twee weken beginnen we met een cursus. (onderwerp = we, persoonsvorm = beginnen)
  • Zijn jullie weer te laat? (onderwerp = jullie, persoonsvorm = zijn)
  • Sinds twee jaar woon ik in Nederland. (onderwerp = ik, persoonsvorm = woon)

In de volgende gevallen treedt inversie op:

  • In een vraagzin met of zonder vraagwoord
  • Als de zin met een tijdsbepaling begint. (wanneer gebeurt het?)
  • Als de zin met een plaatsbepaling begint. (waar gebeurt het?)
  • Als de zin met extra informatie begint. (dit kan van alles zijn)

In een vraagzin met of zonder vraagwoord

Vraagwoord = wanneer, wat, waar, hoe, hoeveel, hoelang, waarom, welk…
voorbeelden:
  • Gaat hij morgen op vakantie?
  • Wanneer gaat hij op vakantie?

Als de zin met een tijdsbepaling begint. (wanneer gebeurt het?)

Tijdsbepaling = nu, gisteren, om zes uur, vaak, soms, volgend jaar, vroeger…
Voorbeelden:
Morgen gaat hij op vakantie.
Om twee uur gaat hij op vakantie.


Als de zin met een plaatsbepaling begint. (waar gebeurt het?)

Plaatsbepaling = hier, in Engeland, overal, nergens, daar, op de fiets…
  • In Nederland gaat men vaak op vakantie.
  • Nergens is een taxi te vinden.

Als de zin met extra informatie begint. (dit kan van alles zijn)

  • Omdat hij moe is gaat hij morgen op vakantie.
  • Met zijn vrouw gaat hij morgen op vakantie.
  • Als er niets tussen komt gaat hij morgen op vakantie.
© 2008 - 2024 Doeldertje, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Frans: de vraagzinFrans: de vraagzinEen vraagzin is een zin waarin een vraag gesteld wordt. Je hebt vraagzinnen in alle talen en dus ook in het Frans. Het m…
Het wederkerende werkwoord in de Nederlandse taalEr bestaan in het Nederlands veel zogenaamde ‘wederkerende’ werkwoorden. Deze werkwoorden kunnen herkend worden aan het…
Hoofdzinnen en bijzinnenIn dit artikel wordt uitgelegd wat hoofd- en bijzinnen zijn. Om te kunnen begrijpen wat een hoofdzin en wat een bijzin i…
Hoofd- en bijzinnen: drie testjes om ze uit elkaar te houdenVoor sommige mensen is het makkelijk om hoofd- en bijzinnen uit elkaar te houden, voor anderen wat minder. Speciaal voor…

Woordvolgorde in het Nederlands: werkwoorden in de bijzinDe meest gemaakte fouten door mensen die Nederlands niet als moedertaal hebben zijn misschien wel fouten in de woordvolg…
Rijmwoordenlijst - Rijmwoorden O - eindigend op oor t/m ozenRijmwoordenlijst - Rijmwoorden O - eindigend op oor t/m ozenMet duizenden rijmwoorden op een rijtje, wordt ‘t schrijven van een mooie Sinterklaasrijm of poëtisch gedicht echt een e…
Bronnen en referenties
  • Fontein, A.M., & Pescher-ter Meer, A., (2004). Nederlandse grammatica voor anderstaligen
Doeldertje (40 artikelen)
Laatste update: 01-12-2008
Rubriek: Educatie en School
Subrubriek: Taal
Bronnen en referenties: 1
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.